Nieuws

Nieuwe ammoniakemissiefactor voor opstallen  

Gepubliceerd op
14 juli 2015

Sinds 2002 worden bij elk stalsysteem dat opgenomen is in de Regeling ammoniak en veehouderij aparte emissiefactoren voor beweiden en permanent opstallen vastgesteld. De factor voor beweiden ligt ongeveer 15 procent lager dan de emissiefactor voor permanent opstallen. Dit berekende verschil is gebaseerd op metingen eind jaren '90. Veranderingen in uitvoering van melkveestallen en bedrijfsvoering geven aanleiding voor een actualisatie.

Als per 1 augustus aanstaande het nieuwe Besluit Huisvesting in werking treedt, verandert de regelgeving rond de emissiefactoren. De emissiefactoren per systeem voor beweiding vervallen maar krijgen een generieke korting van 5 procent wanneer beweiding wordt toegepast.

Berekening beweidingseffect

Door praktijkmetingen in de afgelopen jaren zijn nieuwe meetreeksen beschikbaar gekomen. Deze meetreeksen bieden de mogelijkheid om effecten van temperatuur, melkureum gehalte en emitterend oppervlak in te schatten maar geven geen inzicht in het effect van beweiding. Ook de verhouding tussen kelder- en vloeremissie speelt een rol bij de berekening van het beweidingseffect op ammoniakemissie. Er liggen twee centrale aannames ten grondslag aan de berekening van het beweidingseffect namelijk:

  • Een emissiereductie van 2,61% per uur weidegang als gevolg van uitdovingseffect van de vloeremissie
  • Een kelder: vloerverhouding van 30:70 bij 3,5 m2 emitterend vloeroppervlak per dier.

Doel van het onderzoek


Het doel van het onderzoek is het vaststellen van:

  • de afbouw- en opbouwkarakteristiek van de ammoniakemissie bij roostervloer na respectievelijk verwijdering en terugplaatsing van dieren.
  • de verhouding tussen kelder en vloeremissie wat betreft ammoniak

Voor de metingen wordt tijdens het weideseizoen gebruik gemaakt van de vier ammoniakemissie meetunits op Dairy Campus. De proef start met een week waarin er vier min of meer gelijke afdelingen worden ingericht (groepen dieren vergelijkbaar in samenstelling). Door het verwijderen van de koeien uit een afdeling wordt gesimuleerd dat er beweiding optreedt. De koeien blijven een week uit de afdeling. Daarna komen de dieren weer terug. De lege afdeling wordt gerouleerd over de vier beschikbare afdelingen. Door het verwijderen van de koeien is er geen aanvoer van urine meer en zal in eerste instantie de vloeremissie (ammoniak) uitdoven. Wat overblijft is de kelderemissie (ammoniak). De snelheid waarmee de ammoniakemissie uit de afdelingen uitdooft kan gebruikt worden voor de berekening van het beweidingseffect. De resterende emissie is de kelderemissie. Daarmee is ook de vloer en kelderverhouding vastgesteld voor wat betreft de ammoniakemissie.

Waarnemingen

De ammoniakconcentratie van ingaande en uitgaande lucht en het ventilatiedebiet van elke meetunit zijn de belangrijkste waarnemingen. Daarnaast wordt de voeropname en de hoeveelheid mest en de samenstelling van de toplaag wekelijks bijgehouden.